zondag 28 november 2010

Homecoming

Haitsma was al niet meer in Tampa en inmiddels is Haitsma zelfs niet meer in de USA: Haitsma is weer in Blija.

Na een dagje wandelen, een avondje stappen, een ochtendje uitbrakken en een middagje rondrijden wuifden we San Francisco gedag en werden diverse andere door Spaanse paapsen uit de grond gestampte Sans en Santas aangedaan. Dit alles via de beruchte Highway 1 met haar wijdse uitzichten over het azuurblauwe water van de Pacific, dat na empirisch onderzoek toch niet zo aantrekkelijk bleek als het leek. De ijspegels werden van het lichaam gebikt en de road trip bereikte haar eindpunt in Los Angeles. Daar verruilden we ons Hyundaitje na ruim 4600 km trouwe dienst voor respectievelijk een Shuttlebus en een Airbus A333 en zo scheidden onze wegen. Jan, het waren twee fantastische weken!

Nu hebben zon, zee en strand plaatsgemaakt voor sneeuw, snert en stoofpeertjes en is "I was like: oh my gosh are you kidding me, you know" vervangen door "och juh, mast net sa eamelje". De koffie is niet meer thee en de kaas niet meer plastic. Gallons zijn weer liters en voor het autorijden heb ik opeens weer m'n linkervoet en rechterhand nodig.

U merkt het, ik ben weer in Nederland en andersom neemt Nederland weer bezit van mij. Bedankt voor het lezen en tot ziens buiten het wereldwijdeweb.

dinsdag 23 november 2010

Us in the US

Normaalgesproken heb ik best een prima leventje. Los Angeles is een leuke stad om in rond te rijden, het weer is er prima en de mensen erg aardig. Maar sindskort is een zwarte bladzijde in mijn leven aangebroken. Toen die twee opgeschoten Nederlandse knapen met mijn bazin stonden te praten kreeg ik het al een beetje benauwd. Ze probeerde hen nog een van mijn grotere collega's aan te praten, een mooie Chevrolet of Ford, maar nee hoor, ze wilden per se mij, de goedkoopste optie. Zuunige Hollanders dat ze zijn!

U moet weten, als Hyundai Accent ben ik gewend kleine Aziaatjes rond te rijden en het was dan ook een hele opgave om deze dikke, twee meter lange dudes te herbergen, laat staan al die koffers die ze met zich meesjouwen. Alle mensen, het lijkt wel alsof ze een wereldreis gaan maken. De eerste dag viel het nog mee, een beetje toeren door LA, precies wat ik gewend ben. Ik kreeg zelfs even rust toen ze de ultieme toerist uit gingen hangen door een wandelingetje te maken over de Walk of Fame.
Juist toen ik begon te denken dat het toch niet zo erg was begon de ellende. Nog geen dag nadat ze beiden waren geland besloten ze in al hun dwaasheid om meteen naar de Grand Canyon te rijden. Hijgend en puffend volbracht mijn 1.4 motortje de zware reis en waar ik een welverdiende rust verwachtte werd de volgende dag de reis vervolgd met een fiks aantal bergparcourtjes waar wielrenners in de Tour de France u tegen zouden zeggen.

En ware het nu dat ze voorzichtig zouden omspringen met mijn zwakke gestel, dan zou ik nog enige sympathie voor ze kunnen opbrengen, maar die Fries schijnt er behagen in te scheppen om elk grindoppervlakje te benutten om eens flink te spinnen of mijn handrem uit te testen. Mijn arme bandjes hebben het zwaar te verduren. En die gast met z'n overhemd negeert elk snelheidsbord door er met minimaal 15 mph teveel langs te scheuren. Kan hij niet lezen ofzo? Net goed dat ze werden achtervolgd vanwege te hard rijden in een schoolzone. Ha, het angszweet brak ze uit toen ze erachter kwamen dat die zwaailichten voor hen bedoeld waren. Jammer dat het bij een waarschuwing bleef, ze hingen de onnozele toerist uit die geen weet heeft van schoolzones. "Nee mevrouw, dat hebben we in Nederland niet" , beetje lief lachen naar die blonde agente en ja hoor, ze hadden het voor elkaar.


Zelfs op geestelijk vlak laten ze zich niet onbeduid. U moet weten, ik heb het niet bepaald getroffen met mijn uiterlijk en probeer me daarom altijd een beetje op de achtergrond te houden, maar daar geven die doerakken niets om: continu heen en weer over the Strip in Las Vegas, tussen alle limousines en hummers. Ik voel me daar echt rijden.


En nu, nu ben ik gesloopt. Ik sta in San Francisco met inmiddels 2200 extra mijl op mijn teller. Gelukkig had ik vandaag een dagje rust omdat ze te voet de stad wilden verkennen en zopas zag ik ze in vrolijke gemoedstoestand thuiskomen uit een kroegje. Ik hoop dat ze goed de tijd nemen om hun roes uit te slapen, dan kan ik ook weer een beetje op adem komen. Ik moet immers nog de hele weg Highway 1 overleven. Ik hoop dat ik het doorsta en u weer eens spreek. Zo niet, doet u dan alstublieft mijn neefjes de groeten, en zeg ze op te passen voor Nederlandse studenten. Ze deugen niet.

vrijdag 12 november 2010

Nothing I have is truly mine

Op het moment van bloggen bewegen heit, mem en Josan zich op tien kilometer hoogte met zo’n 900 km/u richting Nederland en is er een einde gekomen aan onze road trip door de meest zuidelijke staat van de V.S. Hoewel de 30 °C van de zeven weken ervoor verstek hebben laten gaan en de wind roet in het snorkelen gooide, kunnen we terugblikken op een geslaagde tijd. De Everglades toonden ons woeste, weidse wetlands, tientallen alligators en honderden mosquitoes, de stranden van de Keys waren lekker zacht voor onze ruggetjes, Miami showde pracht en praal, de Atlantische golven hebben ons voorzien van veel lol en enkele schaafplekken en vanuit het kristalheldere water van de Wekiwa Springs wuifden welgeteld 128 schildpadden [Vleesenbeek, 2010] onze kajaks gedag.

Met het einde van dit avontuur beginnen ook de laatste uren van mijn tijd in Tampa. Het is goed geweest, maar ook confronterend. Natuurlijk heeft het zien van de enorme global footprint van dit volk indirect een fikse hoeveelheid gevederte in mijn ecologisch verantwoorde Nederlandse achterste gestoken, maar haar gastvrijheid heeft mij overweldigd. Twee maanden lang heb ik gratis in Lois’ enorme huis mogen wonen en haar auto mogen lenen, heeft Andy me als een gids bij de hand genomen en heeft Tom me zijn fiets en Amerikaanse telefoon geleend. Twee maanden lang werd ik door Jan en alleman uitgenodigd voor een maaltijd of een dagje uit en hebben de 60+ers van de Lois’ bijbelkring me volgepropt met lekkernijen en me meegegeven wat overbleef. Twee maanden lang kwam een oud mannetje uit de kerk elke zondag naar me toe, legde zijn trillende hand op m’n schouder en vertelde me met hese stem dat hij studieboeken voor me aan het verzamelen was, om me op mijn laatste zondag hier een enorme stapel antieke readers in handen te drukken en te beloven dat als hij meer zou vinden, hij die op zou sturen.

Twee maanden lang heb ik naastenliefde gezien in haar puurste vorm. Onvoorwaardelijk, want ik had niets om terug te geven. En dat doet mij wel even achter de oren krabben, want hoe ga ik eigenlijk om met de tijd, het bezit en de spaarzame gaven die mij gegeven zijn? Boven het aanrecht hier in Lois’ huis hangt een tekst die me een flinke zet in de goede richting geeft:

“Each one shall use whatever gift he has received to serve others, faithfully administering God’s grace in its various forms”.

dinsdag 2 november 2010

Haitsma uit Tampa

Na vandaag is Haitsma niet meer in Tampa. Wat Haitsma gaat doen? Alligatorworstelen in de Everglades, zien en gezien worden op Miami Beach, snorkelen rond de Florida Keys, spacen bij Cape Cannaveral en manatees spotten in de Crystal River. En ik heb hierbij zeer aangenaam reisgezelschap. Josan, heit en mem hebben de eerste vliegreis in hun leven zonder kleerscheuren doorstaan en daarmee de druilerige herfst in ons kikkerlandje verruild voor de subtropische temperaturen in the Sunshine State.


Na een weekendje acclimatiseren en een dagje toeren door Tampa en omgeving wordt het tijd om eruit op te trekken, op de enige echte manier hier in de States: per camper. Door het verblijf in the middle of nowhere zal de blogfrequentie (nog wat verder) worden teruggeschroefd, maar we hopen u zo nu en dan op de hoogte te houden.

donderdag 28 oktober 2010

Alligator

Hoppakee, ik heb mijn eerste alligator gespot. Even bekroop me de angst dat ik Florida zou verlaten zonder een van de 1,7 miljoen aanwezige units in de ogen te hebben gekeken, maar dit bleek onterecht. Toegegeven, het was niet het grootste exemplaar dat moeder natuur ooit heeft voortgebracht, maar het telt.

Een en ander gebeurde afgelopen zaterdag. Ik ga met Ryan, Robert en Ahn naar Rainbow River, ten noorden van Tampa. In dit gebied ontspringen veel bronnen, die rivieren voortbrengen met kristalhelder water. Ideaal om te kajakken, zwemmen, snorkelen en in te slingeren vanuit een daarvoor omgebouwde boom, hieronder fotografisch weergegeven.




maandag 18 oktober 2010

Octopus en Oktoberfest

De Amerikaanse cultuur is een samenraapsel van gewoonten en tradities uit allerlei landen, vermengd met een paar inheemse ingrediënten. Om dit te illustreren een greep uit mijn weekendbezigheden.

Op een zondag vraagt Andy of ik zin heb om na de kerkdienst met hem mee te gaan naar een Koreaanse bruiloftreceptie. Prima, waarom ook niet? Bij binnenkomst wordt ik verwonderd aangegaapt door zeventig paar spleetoogjes die zich gemiddeld veertig centimeter lager bevinden dan de mijne. Ik blijk opeens een van de hoofdgasten te zijn, omdat de bruidegom Andy’s (stief)zoon is, wat me het voorrecht geeft om aan dezelfde tafel te mogen plaatsnemen als het in klederdracht gestoken bruidspaar. Er worden verscheidene speeches afgestoken in vloeiend Koreaans, maar ik laat me niet kennen en lach en klap vrolijk met de rest mee. Mij zullen ze niet krijgen.

Nou ja, toch wel, zo blijkt bij het lopend buffet. Het eten dient met stokjes te worden opgeschept en het is zo glibberig dat het met een fikse Hollandse lepel al een hele opgave was geweest, laat staan met chopsticks.
Terwijl heel Korea mij en mijn geklungel vriendelijk staat uit te lachen, wordt er gelukkig van alle kanten een helpende hand toegestoken om mijn bord zonder pardon fanatiek vol te scheppen met de meest exotische hapjes, variërend van garnalen in zoetzure saus tot duidelijk definieerbare octopuspoten. Het leeg krijgen van hetzelfde bord gaat een stuk langzamer, maar gelukkig ontwikkelen mijn stokjesskills zich exponentieel en werk ik binnen afzienbare tijd alles braaf naar binnen.


Op de zaterdag erna ga ik naar een Oktoberfest met jongens uit Chili, Peru, India en Pakistan, en twee Colombiaanse zusjes. Door een ongelukkig toeval beland ik in de afgeragde Mitsubishi Lancer van de laatste twee en ben ik gedurende en half uur mijn leven niet zeker. Auto starten, gas geven, oeps, verkeerde versnelling, schakelen, weer gas geven, volle bak remmen voor een bijna-niet-geziene auto die voorrang heeft, invoegen, nog meer gas geven. De telefoon gaat. Zusje achterbank neemt op en geeft hem aan zusje stuur. Het zijn de jongens in de andere auto, ze weten niet waar we heen moeten. Deze weg een half uur volgen en dan afslag 22 nemen, luidt het devies. Verder rijden, weer telefoon, weer dezelfde jongens, weer dezelfde vraag. Ook weer hetzelfde antwoord, nu een twintigtal decibel luider en geschreeuwd met één hand aan de telefoon en de ander aan het stuur, tijdens het diagonaal oversteken van een druk kruispunt, omdat aan de overkant daarvan tien milliseconden eerder een tankstation werd gesignaleerd. Ik vraag voorzichtig of ik misschien de telefoon vast moet houden, maar mijn verzoek wordt weggewuifd: nergens voor nodig, zusje stuur kan prima bellen, schakelen, sturen, richting aangeven, remmen, koppelen, gas geven en uitkijken tegelijk. De aan alle kanten remmende auto’s doen mij hieraan twijfelen en ik ben blij als we even stilstaan en mijn ademhaling weer op gang komt. Maar nauwelijks zijn we weer op weg of de infantielen bellen nogmaals, tijdens het invoegen op een drukke vierbaansweg. Ik overweeg ze aan te klagen voor indirecte poging tot doodslag, maar gelukkig is het geduld van zusje stuur op en in ratelend Spaans scheldt ze hen vakkundig de huid vol.


Dit wordt klaarblijkelijk begrepen, waardoor we heelhuids aankomen bij het festival. Daar verwacht ik lange houten tafels aan te treffen met Duitsers die halve liters bier naar binnen gieten en met hun mond vol braadworst Schlager-muziek zingen, maar niets is minder waar. Ik zie een rustige multiculturele menigte die zich opsplitst voor de vijfentwintig stands waar verschillende Amerikaanse, Tsjechische en Engelse biersoorten te proeven zijn. Het aanwezige bandje speelt countrymuziek, het eten bestaat uit steaks, taco’s en suikerspinnen en het is zo'n 24 graden Celcius. Welkom in de United States!

maandag 11 oktober 2010

I want to ride my bicycle, I want to ride my bike…

Er zijn hier in Tampa drie gebruikelijke manieren om van A naar B te komen: met de auto, met de auto en met de auto. Werkelijk alles draait hier om deze stukken blik en in het land met de grootste Hummerdichtheid ter wereld geldt letterlijk: size matters. Als ik me in de geleende, gedeukte en roestige Chrysler van Loïs op de weg begeef wordt ik vanuit menig slee meewarig aangekeken. Alles kleiner dan een pick-up wordt hier als minuscuul en minderwaardig gezien. Ter illustratie: In mijn eerste week kan de vrouw van m’n begeleider me een lift geven naar huis. De hele parkeergarage lang biedt ze haar verontschuldigingen aan voor haar kleine auto en net als ik verwacht dat ik mijn één-meter-zesennegentig in een 45-km autootje moet gaan vouwen, drukt ze op haar sleutelbos en met het karakteristieke bliepbliep en knipperende lichten ontgrendelen de deuren van een Audi A-6 waar zelfs een fikse sumoworstelaar drie keer in zou passen. Ik heb me laten vertellen dat de gemiddelde auto hier omgerekend 1 op 7 rijdt, maar in een land waar je voor tien liter benzine evenveel betaalt als voor een halve liter bier is dat geen enkele reden om in andere manieren van vervoer te investeren.

Dit heeft tot gevolg dat de (gewone) bussen minder dan eens per uur rijden. Nu is dat voor een Nederlandse student natuurlijk geen reden om ze niet eens uit te proberen en op een mooie zomerochtend in oktober rijd ik mijn geleende fiets naar de bushalte, waar na een paar minuten een uit de kluiten gewassen koektrommel aan komt rijden. Netjes op tijd, dat dan weer wel. Ik zie tot mijn verassing dat het mogelijk is fietsen op een rek voorop te zetten en ik besluit de proef op de som te nemen en mijn exemplaar hierop te planten. Vanwege het rijgedrag van de chauffeuse (het is echt waar), ben ik drie drempels lang als de dood dat mijn stukje Neerlands trots voorover zal tuimelen en onder de voortdenderende wielen zal worden vermorzeld, maar het systeem werkt wonderwel en aan het eind pluk ik mijn stalen ros weer van de bus en vervolg mijn route op twee wielen.

De hele weg fietsend afleggen heeft echter nog steeds mijn voorkeur en de twaalf kilometer naar de USF campus overbrug ik dan ook meestal op een hier ongebruikelijke manier. Fietspaden kent men hier niet en ik wordt geacht gewoon op de weg te rijden. Hiermee bezorg ik mijn medeweggebruikers flinke vertraging, maar waar me dit in Nederland mening middelvinger en bijna-doodervaring zou hebben opgeleverd, blijft men hier angstvallig achter me rijden tot er genoeg wegdek vrij is om me met drie meter tussenruimte te passeren. Er is dan ook niets leukers dan rustig in het midden van de rijbaan te fietsen, een blik over m'n schouder te werpen en de steeds langer wordende karavaan van rijke stinkerds in hun stapvoets rijdende glimmende bolides vriendelijk toe te knikken. Ik zal ze krijgen, de patsers.